Voor wie uit de boot valt
VIVES onderzoeksproject

De toenemende aanwezigheid van anderstalige nieuwkomers in het onderwijs is een gegeven waar scholen al een aantal jaar mee geconfronteerd worden en in vele gevallen vakkundig mee aan de slag gaan. De overheid neemt en nam zinvolle initiatieven en de onthaalklassen voor anderstalige nieuwkomers worden al jaren in het beleid geïmplementeerd.
In het aangepaste decreet voor het Basisonderwijs van 30 juni 2006 wordt het Onthaalonderwijs voor anderstalige nieuwkomers wettelijk bekrachtigd. (Zie omzendbrief BaO/2006/03). Jaarlijks wordt deze wettekst aangepast, conform de realiteit. Het onthaalonderwijs in Vlaanderen staat steeds steviger in zijn schoenen. Vele scholen in de centrumsteden bouwen steeds meer expertise op.
Een interuniversitair onderzoeksrapport (Van Avermaet, P., Derluyn, I. e.a. (2007)) gaf een mooi overzicht van de aanwezige expertise, maar noteerde toen al – voor de grote migratiestromen- enkele pijnpunten. De expertise was vooral aanwezig in de grote steden en quasi onbestaande in plattelandsscholen, die toen nauwelijks of geen anderstalige nieuwkomers hadden. De anderstalige nieuwkomers zijn er wel, de expertise meestal niet.
Toch speelt het onderwijs een cruciale rol in de integratie en de ontwikkeling van het anderstalige kind. In de visietekst ‘Iedereen taalcompetent’ Visie op de rol, de positie en de inhoud van het onderwijs Nederlands in de 21ste eeuw’ formuleert de Nederlandse Taalunie een dringende en noodzakelijke opdracht voor het onderwijs in Vlaanderen en Nederland. Daarin wordt ook een pijnpunt verwoord. Het nastreven van duurzaam onderwijs Nederlands voor álle leerlingen, zoals deze tekst bepleit, impliceert dat in het onderwijs Nederlands ook structureel aandacht moet zijn voor de noden en behoeften die leerlingen die het Nederlands niet als thuistaal hebben, ervaren bij het ontwikkelen van taalcompetentie. Aanwezigheid van expertise op het vlak van NT2 op elke school is daarom nodig. Op veel scholen, zowel voor basisonderwijs als voor secundair/voortgezet onderwijs, is die expertise op dit moment slechts beperkt aanwezig. Op steeds meer scholen zien we echter initiatieven ontstaan om NT2- expertise op te bouwen, veelal omdat ze geconfronteerd worden met een instroom van kinderen van vluchtelingen. Daarbij is het van belang om die expertise vast te houden en structureel in te bedden, zodat ze ook op andere momenten kan worden ingezet om niet alleen kinderen van vluchtelingen, maar om alle kinderen en jongeren die het Nederlands niet als thuistaal hebben te begeleiden bij de ontwikkeling van taalcompetentie.
’(Visietekst, p. 8).
Ook hier vermelden ze het eerdergenoemde pijnpunt. Docenten aan de lerarenopleiding vangen dergelijk noodkreten op. Schoolteams krijgen plots toch anderstalige nieuwkomers over de vloer, maar ze weten niet wat ze met die kinderen moeten aanvangen. Veel nieuwkomers en hun leerkrachten blijven dus in de kou staan. Kleinere scholen, meestal gevestigd in niet-stedelijke gebieden, behalen niet altijd het minimale aantal leerlingen om een onthaalklas te organiseren. In het beste geval kunnen ze een aantal aanvullende lestijden krijgen, maar die volstaan niet om die anderstalige kinderen de noodzakelijke taalinitiatie te geven die ze nodig hebben om de lessen te kunnen volgen en om zich goed te voelen op school. Bovendien is de expertise die jarenlang opgebouwd is in centrumscholen niet altijd aanwezig in de scholen in de periferie.
De focus van dit onderzoek is tweevoudig. Enerzijds probeert de onderzoeker de noden in kaart te brengen. Wat is de situatie in West-Vlaanderen? Hoeveel scholen kampen met deze problematiek en wat zijn de concrete noden bij directie, leerkrachten en leerlingen? Op basis van vorig onderzoek, konden onderzoekers een brochure opstellen met een aantal mogelijke oplossingen en hulpmiddelen. (cf. infra).
Uiteraard werd rond deze problematiek al veel onderzoek verricht. Het centrum voor Taal en Onderwijs in Leuven is sinds jaar én dag het expertisecentrum in Leuven. Het Centrum Nascholing voor Onderwijs van Universiteit Antwerpen geeft jaarlijks inspirerende workshops rond deze problematiek en ook Stad Gent heeft een eigen onderwijscentrum waar erg veel aandacht besteed wordt aan de integratie en pedagogisch-didactische begeleiding van anderstalige nieuwkomers.
Het probleem is dus dat al deze expertise niet altijd tot bij de leraar geraakt en al zeker niet bij de leraar die maar een paar uurtjes geroosterd krijgt om deze complexe problematiek aan te pakken. Dit onderzoek kan een meerwaarde betekenen omdat het vertrekt vanuit concrete noden. Kleinere scholen hebben een te beperkte omkadering om een duurzame begeleiding aan de anderstalige nieuwkomers te bieden. Daarbij sijpelt alle expertise over onthaal van en onderwijs aan anderstalige nieuwkomers te weinig door naar het werkveld.
Dit project is een review studie en actieonderzoek waarbij alle inzichten en didactische kaders omtrent instroom van anderstalige nieuwkomers overzichtelijk en toegankelijk gebundeld wordt in een didactisch cahier voor schoolteams (leerkrachten/directies/beleidsondersteuners). Bij het proces van ontwikkelen worden pilootscholen betrokken om de werkbaarheid van het cahier uit te testen en te optimaliseren.
De onderzoeker kan voor het opstellen van de handleiding een beroep doen op een bestaand intern onderzoek, waar op basis van veldonderzoek een tool werd opgesteld om leerkrachten in het secundair onderwijs met ex-OKAN- leerlingen in de klas didactisch en taalkundig te ondersteunen. (Declercq,I. &Ghesquière L. (2021). Didactische taalondersteuning voor leerkrachten met (ex)- OKAN-leerlingen in de klas.) Dit project bleek te beantwoorden aan de grote nood bij leerkrachten. Ze schreven zich massaal in op de studiedag en op de navormingssessie. In het basisonderwijs zijn de verzuchtingen minstens even groot, zo niet groter. Zoals al gesteld, de steden hebben voldoende expertise, in de plattelandsschooltjes komen de nieuwkomers nu pas aan.
Medewerkers
Ingrid Declercq
Partners
