Iemand een tasje lettersoep?
Iemand een tasje lettersoep?
Vanaf volgend schooljaar zal er elk jaar een uniforme taaltest worden afgenomen bij kleuters van de derde kleuterklas. Zo hoopt de regering dat leerkrachten een taalachterstand tijdig opmerken. Als dat nodig is, kan de taalvaardigheid van kinderen nog worden bijgewerkt voor ze naar het eerste leerjaar gaan. Dat wil de regering doen door de kleuters een taalintegratietraject te laten volgen of door ze onder te dompelen in een taalbad. Wat dat taalbad precies moet inhouden, is nog niet duidelijk. Laten we de kleuters een paar weken in een bad vol letters weken om ze daarna terug naar de klas te sturen? Of zetten we in op extra ondersteuning en laten we kinderen die er nood aan hebben af en toe pootje baden?
Uiteraard kan zo’n taaltest nuttig zijn om pijnpunten op gebied van taal boven water te laten komen. De taalvaardigheid Nederlands van anderstalige kinderen kan zo van dichterbij worden opgevolgd. Ook bij taalzwakke kleuters die thuis Nederlands praten, kan de screening aandachtpunten aan het licht brengen. Er zijn ook heel wat moedertaalsprekers die weinig taal gestimuleerd krijgen. Er zijn bijvoorbeeld geen motiverende boeken en tijdschriften thuis. Of ouders moeten ’s avonds lang werken waardoor er geen keukentafelgesprekjes of verhaaltje voor het slapengaan zijn.
Kan zo’n taaltest alles oplossen? Zeker niet. Naast die screening en opvolging moeten leerkrachten en ouders taal hoe dan ook zoveel mogelijk actief blijven stimuleren. Dat gebeurt in de klas, maar ook buiten de klas. Gewone gesprekken aangaan over gewone dingen. Dat noemt men indirecte taalstimulering. Op heel wat scholen moeten de kleuters nog vaak wachten en zwijgen, bijvoorbeeld als ze van de klas naar het toilet wandelen, als ze hun jas aandoen of als ze eten. Ook al begrijpt iedereen dat een refter vol pratende kleuters niet zo aanlokkelijk klinkt, dat is nu net wel een heel waardevol moment voor spontane gesprekken.
Kleuters een taalbad geven als de taaltest tegenvalt, is dus één optie, maar het blijft even belangrijk om kleuterleiders attent te maken op de gesprekken die ze in hun klas én daarbuiten met de kinderen voeren. Dat lijkt evident, maar uit onderzoek blijkt dat er in heel wat klassen nog te veel stille momenten zijn. De gesprekjes die er zijn, zijn dan vaak erg kort of bestaan enkel uit instructies van de kleuterleider. Anderstalige of taalzwakke kinderen, die uit zichzelf minder vaak iets zeggen, komen bovendien nauwelijks aan bod.
Leerkrachten aandachtig maken voor het belang van babbeltijd, letterlijk tijd om te praten, op school blijft daarom belangrijk. De taalscreening in de derde kleuterklas kan noden op gebied van taalvaardigheid bij bepaalde kleuters wel aangeven, maar zoveel mogelijk gesprekken aanknopen en die gesprekstijd ook goed benutten, blijft prioriteit om taal te stimuleren bij alle kinderen.
Justine Pillaert
Is onderzoeker voor het expertisecentrum onderwijsinnovatie. Ze werkt onder andere aan het project Taalsterk waarbij vrijwilligers gecoacht worden om een taalstimulerend vrijetijdsaanbod voor anderstalige lagereschoolkinderen uit te werken. Daarnaast is ze docent Nederlands en informatievaardigheden in de bachelor kleuteronderwijs en de bachelor lager onderwijs, campus Kortrijk.